35
years
v2_
 

Squids

"Squids, elementen van de techno-zoösemiotiek. Een les in fabulatoire epistemologie van het Wetenschappelijk Instituut voor Paranaturalistisch Onderzoek" is the Dutch translation of an essay by Louis Bec, for "Technomporphica" (1997).

1. De fabulatoire epistemologie introduceert in het discours van de wetenschap de inventieve en imaginaire dimensies teneinde de vele facetten ervan naar voren te halen en oneindig de betekenis opnieuw uit te vinden.

"Een machine vangt in haar eigen code een fragment op van de code van een andere machine" – G. Deleuze & F. Guattari

Als paranaturalistisch zoösystemicist word ik achtervolgd door squids 2 (Supraconducting QUantum Interference Device). Deze objecten met hun merkwaardige theoretische en technische "natuurlijke" geaardheid zou ik willen kwalificeren als "pseudo-machines". Mijns inziens zijn deze acronimische 3 pseudo-machines niet onder te brengen in onze fysieke, biologische en geestelijke wereld, noch in ons huidige communicatie-systeem.

2. Squids zijn elektronische meettoestellen met suprageleiders en worden gebruikt als detectors van magnetische velden.

3. Een acroniem is een letterwoord, gevormd uit de beginletters van andere woorden en uitgesproken als een "normaal" woord.

Ze bezitten denk ik eigenaardige eigenschappen: wat heterogeen is, maken ze compact, ze maken passend wat niet bij elkaar past, ze kunnen de communicatie vlot laten doorstromen, of ze beïnvloeden op drastische wijze de parameters van modellen van kunstmatig leven. Ze nemen de vorm aan van epistemologische verbindingen van "het bijna-technische van levende wezens en het bijna-levende van de techniek" en zijn de voorbodes van een nieuwe relatie tussen natuur en machine.

1. Zouden deze pseudo-machines de gedaante aannemen van een soort "vetgemest bijna-leven" dat een "overschot" aan vertechniseerd levend materiaal produceert? 2. Zouden zij het product zijn van biotechnische artefacten die de functies van machinerieën verleggen om een merkwaardige terugkeer naar een "cyber-natuurlijk" leven tot stand te brengen? 3. Wat voor soort mutagene stof zou er ontstaan uit de overdracht van een cognitief organisme naar een technisch apparaat? Besmette informatie? 4. Wat is de aard van deze onderliggende "embryo-technologische" functies? Zouden het pre-adaptieve operators zijn die, diep ingekapseld in organische functies, ongemerkt toekomstige mutaties uit fase brengen?

De aanwezigheid van deze pseudo-machines roept talrijke overpeinzingen op voor de fabulatoire epistemologie.

Gaandeweg komen we los van het "paradigma" van het technisch artefact als hulpprincipe voor een biochemisch en biofysisch leven en een door een eco-systeem bepaalde natuur. ? Er heeft een verschuiving plaatsgevonden in de behouds- en overlevingstrategieën van levende wezens en hun natuurlijke omgeving. ? De vroegere methodologieën lijken niet meer toepasbaar en zijn in sommige gevallen verouderd. Door middel van verschillende ondersteunende programma's bieden zij de biotechnologie, de kunstmatige organen, de menselijke-robotindustrie, de kunstmatige ecosystemen – de mogelijkheid om tekortkomingen en deregulaties te verdoezelen. De relatie machine/natuur is heden ten dage opgebouwd rond een "Technobiome". Dit wordt ontwikkeld vanuit verschillende technologische installaties die een verlengstuk zijn van adaptieve en inventieve plannen en activiteiten van alle levende materie. Deze technologische installaties vermenigvuldigen zich en worden steeds diverser. Zij weven om de levende materie een netwerk van kunstmatige operators die steeds "zenuwrijker" en interactief zijn, een reusachtige techno-imaginaire ballon die hard op weg is een autonoom systeem te worden dat een evolutieve, cognitieve, zichzelf-organiserende logica ontwikkelt en uitbreidt, waarbinnen de communicatieve aspecten doorslaggevend zijn. Om die reden vindt de interactie Machine/Natuur voortaan plaats via een Techno-zoösemiotisch instrumentarium. Het technologisch, methodologisch en instrumenteel gereedschap van dit instrumentarium is de interface voor uitwisselingsmogelijkheden tussen alle levende soorten in de biosfeer en z"n verschijnselen. Zo krijgen de levende wezens, en de mens in het bijzonder, de nieuwe taak om een programmaplan van technologische bio-diversiteit te koppelen aan een semiosfeer die wemelt van tekens en signalen, teneinde de basis te leggen voor een systemiek van het leven.

De studie van squids blijkt in dit geval een cruciale bezigheid om inzicht te krijgen in deze nieuwe situatie. Squids zijn detectors van elektromagnetische velden. Het acroniem verwijst naar de biologische en zoölogische functies, met name die van cefalopoden met hun specifieke communicatieve aanleg. Bovendien is de suprageleiding waarover zij beschikken een belangrijk gegeven binnen de informatie-uitwisseling. Deze suprageleiding laat zonder weerstand een elektrische stroom/een communicatiestroom doorgaan. Deze samentrekking symboliseert duidelijk nieuwe reconfiguraties op het gebied van machines.

De eerste ontdekking van deze pseudo-machines vond plaats tijdens een zoö-systeem-onderzoek naar het gedrag van de Loligo vulgaris, in het Frans gewoonlijk "calmar" 4, pijlinktvis, en in het Engels "squid" genoemd.

4. Afgeleid van het Latijnse woord Calamarium, klein schrijfdoosje; deze cefalopode bezit inderdaad een transparente "snavel" die eruitziet als een pen, een sepia-kleurige inktzak en z"n lichaam lijkt op een etui.

Deze studie heeft concreet gestalte gekregen in: Les Aberrations Poïkiloligoïdes du Loligo Appoplanesis. Zij had tot doel de verschillende fasen van de ontwikkeling van een "metataal" naar voren te brengen, en wel naar aanleiding van de communicatieve mogelijkheden van de morfogenese en de fylogenese 5 van de Loligo.

5. De evolutie van de Loligo vulgaris toont aan dat hij van een weekdier met schelp is overgegaan naar een doorschijnende staat van communicatie, nadat hij z"n schelp had opgegeten.

De chromatoforische en de bioluminiscente communicatie-codes van de huid maakten dit ongewervelde zeedier tegelijkertijd tot een semafoor en een techno-cefalopode. Dat heeft mij ertoe gebracht deze huidcodes te digitaliseren. Mijn doel was een "dialoog" aan te gaan met deze cefalopoden. Via een kunstmatige huid heb ik de chromatoforische en formele parameters bewerkt.

De tweede ontmoeting deed zich voor tijdens een onderzoek naar elektrische zintuiglijkheid. Er wordt gemeten of de centrale positie die elektriciteit inneemt in de hedendaagse technologische wereld, kan worden beschouwd als een compensatie van een elektrisch zintuig, dat ontbreekt in de zintuiglijke registers van de mens. Deze keer was ons model een elektrische vis, de Gnathonemus petersii. Hij gebruikt elektriciteit om zich te oriënteren in het troebele en dichtbegroeide water van de Afrikaanse meren, en elektro-communicatie om informatie uit te wisselen met z"n soortgenoten. Gevat in technologische instrumenten voor het ontvangen en uitzenden van elektriciteit, is deze vis zelf een aaneengeschakeld object van gedragstechnologie, hij is tegelijkertijd cognitieve zender en ontvanger. De verkregen gegevens, de gemaakte modellen en de handelingen die vandaag de dag worden uitgevoerd met dit "apparaat", zoals bijvoorbeeld Ichtyofonie 6 of Logomorfogenese 7, hebben ongekende wegen geopend op het gebied van de techno-zoösemiotiek.

6. Ichtyofonie: experiment waarbij het is gelukt om telefonisch met elektrische vissen te "spreken".

7. Logomorfogenese: concretisering van een "discussie" tussen drie elektrische vissen door middel van een driedimensionaal variabel model.

De zogenaamde Tiques 8 (Translateurs d"Informations QUalifiées aux Espèces) of Raies (Releasers Assistance Interconnecting Exobiologic) zouden ook als dergelijke prototypes kunnen worden gezien.

8. Verwijzing naar de beroemde teek ("tique") van J.V. Uexküll in "Mondes animaux et mondes humains", édition Gonthier, Parijs.

De derde aanwijzing, ten slotte, betreft de ontwikkeling van een Upokrinomenologie. Het fundamentele werk van de zoö-systemicist bestaat uit het maken van modellen van arbitraire zoölogische systemen waarbinnen de Upokrinomenen, in de vorm van unieke zoömorfen, merkwaardige biologieën, afwijkende techno-morfogenesen, zich ontwikkelen. Via dit werk is een intermediaire constructie verschenen, een weerstand van het parallelle, een autonome kanttekening bij het leven. Het zoeken naar een Hypo-zoölogie, een zoölogie die zou opdoemen van onder de oppervlakte van de objectieve zoölogie om het "hypocrisische" 9 terrein van het leven uit te breiden en naar boven te halen, gaf ons meer inzicht in de complexiteit van de slimme dialoog die het leven voert met het leven, een dialoog die onmogelijk is zonder een technologische infrastructuur.

9. Hypocrisisch is gerelateerd aan het woord hypocriet, (van het Griekse woord hypokrites: acteurs, zij die kritiek leveren van achter hun masker) maar dan ontbloot van de gebruikelijke morele betekenis van het woord en is een kritische methode die in de fabulatoire epistemologie wordt gehanteerd.

De zoösystemicist vraagt zich af welke capaciteit het Kunstmatige Leven bezit om concepten en instrumenten te produceren die werkelijk geschikt zijn om de relatie "Machine – Natuur" te lijf te gaan. Een analyse heeft op afdoende wijze aangetoond dat modellen van het bio-mimetische bijna-leven niet efficiënt zijn. Door het leven na te doen zoals het is, hebben zij de inventieve en heuristische kant van de artefacten van het leven zoals het zou kunnen zijn geneutraliseerd. Deze modellen hebben het leven van de aap nageaapt, terwijl ze de afwijkende – cognitieve – aap negeren. De resulterende artefacten hebben zich niet kunnen losmaken van de theoretische en methodologische grondslag van de biologie en de positivistische epistemologiën, en hebben geen nieuwe vormen van inventieve aanpassing kunnen bedenken om het hoofd te bieden aan technologische- en systeemveranderingen in de biosfeer.

De analyse van het verschuiven van biomimetische modellen naar een informatie-universum is een belangrijke stap. Het doel is het ontwikkelen van een snelle vermenigvuldiging van digitale bio-culturele organismen, in communicatie-netwerken. 10

10. Het werk van Thomas Ray en zijn project Tierra. Deze nieuwe omgeving bezit een fysische laag, samengesteld uit leidingen, hertz-circuits, glasvezels, satellieten, computers, chips, enzovoorts. Dat zijn de noodzakelijke voorwaarden voor het realiseren van een programma voor technologische bio-diversiteiten, en voor het creëren van nieuwe levensvormen en post-biologische virtuele werelden. Dit kan alleen worden bereikt in een nieuwe ruimte, volledig en werkelijk kunstmatig, een techno-biomologische 11 omgeving, die bevorderlijk is voor het bestaan van techno-ecosystemische biotopen 12.

11. Techno-biomologisch: alles wat te maken heeft met de studie van technobiomen.

12. Techno-ecosystemische biotopen: technologische ruimtes die plaats bieden aan modellen van kunstmatig leven in het netwerk.

Men zou kunnen denken dat in deze omgeving vol elektrische signalen, stromen, symbolen, het systeem als geheel, via de schepping van een hybride natuur, de vorm aanneemt van een volledige, geïntegreerde hulp-machine.

Het levende wezen is ook op een andere manier aanwezig in de netwerk omgeving.

"Delen van het leven" 13 worden ingevoegd in het hart van complexe technologische inrichtingen, om gebruik te maken van de metabolische, biochemische, elektrische eigenschappen. In tegenstelling tot nanotechnologieën die rechtstreeks in het organisme worden geïmplanteerd om bij lichamelijke en geestelijke gebreken te ondersteunen, is het bij de nieuwe hybridisatie van het leven zó dat het leven via de computers in het netwerk wordt ingevoerd.

13. Aristoteles, bedankt!

Een aantal laboratoria 14 test de eigenschappen van biologische moleculen, met name eiwitten afkomstig uit een bacterie, de bacterio-rodopsine, om onderdelen van computers te ontwikkelen die, door een intramoleculaire verschuiving veroorzaakt door licht, dienst zouden kunnen doen als stroomwisselaar. 15

14. Centrum Keck voor moleculaire elektronica, Informatiecentrum van de Universiteit van Syracuse.

15. Inderdaad kan men met moleculen die een stabiele toestand hebben binaire getallen coderen en kleinere en duizend keer snellere componenten maken. Er wordt gebruik gemaakt van hybride technieken van bio-moleculaire verbindingen met halfgeleiders om logische poorten te vervaardigen.

In dit geval wordt de machine geholpen en overgedimensioneerd door het leven. Zo zien we dat het kringetje van verkunstmatiging van het leven zich lijkt te sluiten rond een nauwe co-evolutie van de informatica.

 

SQUIDS EN DE TECHNO-ZOÖSEMIOTIEK

Squids zijn pseudo-machines met een variabele semantische en technologische geometrie. Zij zijn het product van een acronimische techno-morfogenese. Zij verschijnen in de vorm van een taxidermische benaming, waarvan de huid is samengesteld uit alfabetische termen. Deze huid omhult een supergeleidende elektronische meet-inrichting door quantum-interferenties. De samentrekking van het letterwoord is een truc die het mogelijk maakt een chimerische zoölogische verschijning te creëren terwijl het pad wordt geëffend voor de functies van de quantum-natuurkunde. Deze acronimische teratologie leidt tot een dubbele cognitieve geheugencapaciteit. Zij verwijst enerzijds naar de dierlijke categorie, naar de gedragspatronen en capaciteiten van een soort, gerangschikt in de systematiek van de evolutie van het leven, en anderzijds naar een techniek van supergeleiding die zich onderscheidt door z"n prestaties op "t gebied van samenvoeging van meerdere quantum-effecten, waarvan het circuleren van elektrische stroom zonder weerstand de meest evidente is.

Dit virtuele object dat evolueert in de wereld van woorden, vormt een geheel waarvan de verbazingwekkende coherentie naadloos aansluit bij een circuit van complexe informatie-uitwisseling, omdat het signalen verbindt die syntactisch en semantisch verschillend zijn.

De Loligo vulgaris is erin geslaagd zich te ontdoen van z"n weekdierschelp die hem gevangen hield in de donkere en besloten wereld van het zwijgen. Door hem op te eten, is hij veranderd in een doorschijnende ongewervelde gewervelde, en heeft hij aldus z"n lichaam opengesteld voor de genoegens van de chromatoforische communicatie met zijn soortgenoten. Inderdaad, aan de oppervlakte van de squid, verwijst de huid, terminologisch vleesgeworden, zeer terecht naar de logoforische en virtuele verschijning van een cefalopode in z"n waterwereld met zijn zeer kenmerkende communicatieve functie.

En onder die chromatoforische huid, bevindt zich in een gelaagde, supergeleidende fysiologie een squid die 30 micrometer groot is en die zich ontwikkelt in vloeibare stikstof bij een temperatuur van 77° Kelvin, wat gelijk is aan -196° Celcius.

Dit ingepakte metabolisme gedraagt zich als een detector van elektromagnetische velden met de functies van een mooie Superconducting QUantum Interference Device, ondergedompeld in het Engelse linguistische universum. Hij is bijvoorbeeld in staat om variabele magnetische signalen op te vangen van elektrische stromen van het menselijk lichaam. Als je een squid plaatst tegen het hoofd van een patiënt die lijdt aan een vorm van gelokaliseerde epilepsie, dan registreert die squid zeer kleine magnetische schommelingen en daarmee het hersenletsel dat de ziekte veroorzaakt. In de hersenen hebben deze zwakke signalen een amplitude van enkele femto-Tesla. De squid kan een gedragskaart maken, zoals de zoölogische squid dat doet met z"n chromatoforen, en hij kan met behulp van een computer de gevonden vormen van hersenletsel doorgeven, in de vorm van een huid van digitale beeldjes, samengesteld uit signalen die voordien onopgemerkt zouden blijven.

Een ander voorbeeld: hij kan ook de kleinste storing meten veroorzaakt door een zwaartekrachtgolf uitgezonden door een supernova, opgevangen door een aluminium stang van vijf ton, aangebracht in een vacuümruimte waar een constante temperatuur heerst van rond het absolute nulpunt.

De squid is dus een "biofysisch" handigheidje dat duizelingwekkende verbindingen kan leggen tussen de magnetische schommelingen in de ruimte, de nauwelijks waarneembare trillingen van het leven en wellicht de voorbode van een mogelijke communicatie met andere intelligentievormen in de ruimte. Kou is zijn plaats van de absolute communicatie, van de afwezigheid van weerstand langs de weg van supervloeibare supergeleiding, zonder zeefanalyse van de boodschappen, geluidloos en zonder de codes aan te tasten.

Hij is de ideale metaforische en realistische plek voor communicatie tussen de soorten, de plaats van de techno-zoösemiotiek, van de minieme communicatie van het vernuft, de kleinste ruimte waar cryogene codes worden ontwikkeld.

Squids als interface van een overschot aan informatie, liggen in de lijn van de toepasbaarheid van de techno-zoösemiotiek omdat deze de ethologische, cognitieve en zoösemiotische voorwaarden omvat en overstijgt. Zij geven aan waarom een informatie-overschot in het eco-systeem moet worden aangepakt, en hoe je zo"n aanpak methodologisch maakt en met welke instrumenten. Het leven is geen substantiële en autarkische eenheid meer, maar het maakt deel uit van een netwerk, waarvan het een energetisch en vooral informatiedragend integratiepunt is. Het staat op het kruispunt van vele uitwisselingen, verbonden met alle componenten van zijn biomassa en zijn natuurlijke en technologische omgeving, opgebouwd uit de productie van een veelsoortig informatieoverschot. Maar wil dat overschot interveniëren in de wisselwerking van het leven, dan moet het verwerkt worden in apparatuur, in syntactische en semantische constellaties, die onlosmakelijk verbonden zijn met de eigen wereld van de soorten, op dezelfde manier als de andere ecologische factoren.

De noodzaak van machinieke hulp ontstaat hier omdat er uitbreiding moet plaatsvinden voor de verwerking van de informatie-overschotten.

Welk pad volgt de betekenis tussen signaal, teken en technische installatie in deze structuur van interacties? Het probleem van de plek van de pseudo-machines, hun ontologische plaats, doet zich voor binnen de verschillende integratieniveaus waar de levende soorten zich aandienen. Vanuit deze technologische installaties vindt een grondige herziening plaats van de tegenstelling tussen teken en signaal als fundamentele onderscheiding van mens en dier. Het begrip signaal, kenmerkend voor de ethologie – actief maar vrij van een surplus – is achterhaald. De informatie die het leven verschaft, bestaat uit ontelbare connotaties, soms nauwkeurig en soms onnauwkeurig, altijd in samenhang met denotaties. In die gevallen is het niet meer mogelijk, zoals voor machines met een primair nut, om de potentiële mogelijkheid van hulp dankzij een symbool te onderscheiden.

Hoe kunnen we de waarde inschatten van deze wederzijdse hulp die voortvloeit uit de invoegingen van het andere?

Hoe kun je het hulpmiddel – vertaling – inschatten, of de gegrondheid van een toevoeging of een weglating in een geheel van onderlinge verbanden van overgedragen informatie?

We kunnen het in een breder verband bekijken. Kijkend naar de relaties met andere vormen van "natuurlijke of kunstmatige" intelligentie aanwezig in of op andere dragers van leven, kunnen we constateren dat de menselijke soort de afgelopen vijftig jaar een unieke poging heeft ondernomen om vormen van communicatie te ontwikkelen tussen alle levende soorten.

Ondanks de nog weinig overtuigende resultaten, worden de experimenten met verbazingwekkende volharding voortgezet, met behulp van cognitieve methodes en geschikte technologische instrumenten. Dit enorme streven om zeer uiteenlopende communicatie procedures te ontwikkelen voor de communicatie tussen mens en dier neemt nu een belangrijke plaats in binnen de wetenschappelijke terreinen. De ethologie houdt zich bezig met het aanleren van bepaalde vormen van taal bij chimpansees. Onderzoek op het gebied van dierlijke cognitie leidt tot het maken van modellen van sociaal dierlijk gedrag, het bouwen van nesten zoals die van insecten 16 of vogels.

16. Werk van Guy Théraulaz en Eric Bonabeau, "Intelligence collective", Hermès, 1994.

Ethologen en psychologen hebben verschillende technieken ontwikkeld om dieren te bestuderen. Het scala van hun methodes strekt zich uit van herhaalde gedragsobservaties om regelmatigheden te ontdekken, tot talrijke technieken van conditionering en leerprocessen. Hieronder vallen ook pogingen om dieren een taal aan te leren 17 met behulp van geschikte hulpmiddelen zoals toetsenborden, schermen, plastic symbolen en met behulp van technologische interactieve apparatuur.

17. Jacques Vauclair: "Cognition animale", in Que sais-je, édition PUF, 1996. Het voorbeeld van de robots die de bijen lieten zien waar ze voedsel konden vinden is volstrekt illustratief voor deze praktijken. Dankzij experimenten met een robot 18 weten we nu dat bijen kunnen horen en dat hun auditieve systeem klanken opvangt die in verband staan met hun dansen.

18. Project uitgevoerd door Wolfgang Kirchner van de Universiteit van Würzburg (Duitsland) en William Towne van de Universiteit van Kurztown (Verenigde Staten).

Via observatie van het gedrag van bijen in aanwezigheid van een robot die zingt en danst als een verkenster, hebben we kunnen zien dat de insecten tegelijkertijd klanken en dansbewegingen gebruiken om aan hun soortgenoten duidelijk te maken waar het voedsel is. De robot die gestuurd wordt door verschillende motoren, danst en stoot klanken uit. De uitgevoerde experimenten maken het mogelijk om de te volgen weg aan te geven tot aan de voedselbron. Het grootste deel van de bijen die aanwezig waren bij de dansende robot, had het aas gevonden.

Alles verloopt dus net alsof de voortgaande verkunstmatiging van het leven sturing geeft aan een nieuw potentieel van uitwisseling en hulp tussen de delen van het leven, via een verspreide intelligentie.

De Techno-zoösemiotiek werkt in die richting. Zij bevindt zich op het kruispunt van de semiotiek, de ethologie, de cognitieve wetenschappen, de technologieën, informatica en kunstzinnige praktijken.

Als geïntegreerd deel van de Zoösemiotiek die een studie maakt van door levende soorten uitgewerkte tekens om te communiceren met soortgenoten en niet-soortgenoten, levert de Techno-zoösemiotiek een bijdrage, door middel van technologische en instrumentologische middelen, voor het ontwikkelen van digitale interfaces, transductie- en transcoderingsmogelijkheden, tussen kinesthetische- en paralinguïstische systemen, tussen syntactische en semantische vormen van taalgebruik en reeksen van mogelijk begrijpelijke tekens tussen de verschillende levende en kunstmatige soorten. Zij laat zich lezen als een van de grondslagen van de relatie Dier/Machine/Mens om de basis te leggen voor een communicatie-continuüm van het leven.

Zij claimt dat er een logica van het leven bestaat die tot doel heeft op lange termijn een communicatie tussen de soorten tot stand te brengen, uitgebreid voor het geheel van levende organismen in de biomassa en waarvan de menselijke soort een van de operators kan zijn.

Deze transversale communicatie tussen de soorten die op verspreide en permanente wijze opereert, zou uiteindelijk de basis leggen voor een andere aanpak op het gebied van ecosystemen, geopolitiek, geocultuur en economie. En wie weet, als het concept cultuur ook dierlijke proto-culturen omvat, zou dit dan wellicht kunnen worden uitgebreid voor alle vormen van intelligentie in de biomassa?

Wat voor communicatie er ook mogelijk is tussen de soorten, de aanwezigheid van een onaangepaste "vertaler/transducent" die een metacode aanbiedt, blijft altijd noodzakelijk.

In dat opzicht zijn squids heuristisch.

Zij kondigen de MACHINATUREN van de toekomst aan

Document Actions
Document Actions
Personal tools
Log in